“Zorg altijd een kaart bij je te hebben om daarmee zelf de weg te vinden,
zodat het niet nodig is die aan voorbijgangers te vragen.” (Baden-Powell)

Een kaart is een platte weergave van een complex, multidimensionaal landschap, voorzien van een verklarende tekst. Kaarten variëren van ruwe artistieke afbeeldingen die mooi aan de muur hangen, tot zeer nauwkeurige, perfect getekende meesterwerken. De nauwkeurigheid van kaarten varieert sterk van land tot land, en tenzij je voorkennis hebt van de kaart die je gebruikt, moet je ze altijd als potentieel verdacht behandelen. Je zult heel andere kaarten moeten gebruiken als je een reis over land van het ene land naar het andere land plant, dan wanneer je een wandeltocht in een berggebied plant. Kaarten van goede kwaliteit zijn meestal gedateerd en bevatten revisies; controleer altijd de datum waarop de kaart voor het laatst is onderzocht of bijgewerkt, en als een kaart oud is, houd er dan rekening mee dat je rekening moet houden met je navigatie.

Dit is het tweede deel in een reeks van een aantal delen, waarbij ik je mee wil nemen in het kunnen omgaan met kaart en kompas en de oriëntatievaardigheden die daarbij horen. En zo hoop ik dat de opgedane kennis jou ook zal helpen bij jouw reis of (berg-)wandeltocht. De beste manier om deze vaardigheden onder de knie te krijgen, is zoveel mogelijk ervaring opdoen.

Historie van de kaart

De Grieken zijn waarschijnlijk de eersten geweest, die probeerden kaarten te maken. De Griek Anaximander vervaardigde wellicht de eerste wereldkaart (± 600 v. Chr.)
Ptolomaneus, (90-168 na Chr.) een in Egypte wonend Romein, bediende zich voor het eerst van de kegelprojectie om de gedaante van de aarde te benaderen en de ligging van de plaatsen daarop aan te geven. Deze kaarten bleven tot de middeleeuwen in gebruik. Gerard Mercator (geb. 1512), die het laatste deel van zijn leven in Amsterdam woonde, bracht nieuwe gezichtspunten naar voren. Het woord “Atlas” werd voor het eerst door hem gebruikt voor een verzameling kaarten, die na zijn dood in 1594 uitgegeven werden door Jodocus Hondius.

“Een landkaart is een schildering waarop de aarde geheel of gedeeltelijk op kunstzinnige wijze op een plat vlak wordt verbeeld”, aldus J.G. Gregorii in 1713. In de oudheid waren de kaarten zowel prent als kaart. Alle bijzonderheden werden erin getekend, zoals bomen, bergen en huizen, maar ook walvissen, zeeslangen en mensen. Bovendien hield men bij zulke kaarten vrijwel geen rekening met de verkleining of schaal.

Schaal

Het is natuurlijk niet mogelijk om een terrein in werkelijke grootte op een kaart af te beelden. Alle kaarten geven het terrein dus op verkleinde afmetingen of schaal weer. De schaal van een kaart drukt de verhouding uit tussen die kaart en het terrein. Is de schaal bijvoorbeeld 1:25.000 (lees: één op vijfentwintigduizend), dan wil dat zeggen dat 1 cm op de kaart gelijk is aan 25.000 cm in het terrein (of gelijk aan 250 meter). Is de schaal 1:50.000 dan is 1 cm op de kaart in werkelijkheid 500 meter, enz. Je hoeft dus slechts twee nullen van de schaal weg te laten, om te weten hoeveel meters door 1 cm worden voorgesteld.

De keuze van de schaal hangt volledig af van wat je op de kaart wilt zien. Als je een lange afstandstocht door meerdere landen plant, kan een kaart met een schaal van 1:2.500,00 (25km tot 1cm) voldoende zijn. Wil je echter een kaart voor een wandeltocht, dan is er aanzienlijk meer detail nodig.
Voor serieuze cross-country navigatie op moeilijk terrein zijn kaarten op schaal 1:50.000 of 1:25.000 wenselijk. De schaal van 1:50.000 is het meest praktisch voor langere reizen omdat het een relatief groot gebied beslaat en de hoeveelheid extra gegevens mist die vaak te vinden is op kaarten met een schaal van 1:25.000. De schaal van 1:25.000 komt goed tot zijn recht in zeer moeilijke omstandigheden – bijvoorbeeld duisternis, dichte mist of zeer gevaarlijk bergterrein. Vaak zijn de schaal en nauwkeurigheid van de beschikbare kaarten van een gebied waarin je opereert niet ideaal en in deze omstandigheden moet je wellicht jouw benadering van navigatie aanpassen.

Soorten Kaarten

Hieronder volgen voorbeelden van de meest voorkomende typen en schalen van kaarten die voor reizen worden gebruikt. Een topografische kaart (vroeger ook stafkaart genoemd, omdat ze werden vervaardigd in opdracht van de generale staf van het leger) is een kaart waarop zoveel mogelijk details van het voorgestelde gebied voorkomen, vanzelfsprekend rekening houdend met de schaal.

Topografische kaarten worden meestal geproduceerd door overheidsinstanties en zijn de meest nauwkeurige kaarten die beschikbaar zijn. Ze worden regelmatig gecontroleerd en bijgewerkt; als je een kaart koopt bij een kaart- of boekhandel, is het de moeite waard om te controleren of deze zo recent mogelijk is herzien.
Met particulier geproduceerde kaarten moet voorzichtig worden omgegaan, tenzij je ze daadwerkelijk in het gebied hebt gebruikt en ervaring hebt met het lezen ervan. Ze worden vaak alleen ter informatie geproduceerd en zijn niet zo nauwkeurig of betrouwbaar als een standaard topografische kaart. Particulier geproduceerde kaarten zijn mogelijk niet op schaal getekend en kunnen een picturaal karakter hebben. Als dit het geval is, zijn ze niet geschikt voor serieuze navigatie en moeten ze alleen als interesse worden beschouwd.
In sommige delen van de wereld, zoals ontwikkelingslanden, zullen kaarten van slechte kwaliteit de enige zijn die beschikbaar zijn en zal je een veel meer verkennende benadering van navigatie moeten aannemen.

Voor wandelingen zijn (staf-)kaarten met schaal 1:25.000 het meest geschikt. Zoals gezegd is 1 cm op de kaart in werkelijkheid 250 meter. Deze kaart is zo gedetailleerd, dat je als wandelaar er letterlijk alles op vindt, wat je ook maar nodig kan hebben, uiteraard als de kaart niet al te oud is. Ga je wat langere tochten lopen dan biedt een stafkaart met schaal 1:50.000 ook een uitkomst. De meeste militaire stafkaarten zijn van deze schaal.

Het enige bezwaar van stafkaarten is, dat ze niet van de een op de andere dag worden bijgewerkt. Het kan dus gebeuren dat het inderdaad enigszins afwijkt van de werkelijkheid. Er kan een nieuwe weg zijn aangelegd, een toren afgebroken, huizen zijn bijgebouwd, in een bos kan bosbeheer nieuwe brandgangen hebben aangelegd, of stukken bos hebben gekapt voor onze fantastische Biomassa-centrales, etc. Het is goed daar rekening mee te houden.

Symbolen

Elke kaart toont zowel natuurlijke als door de mens gemaakte kenmerken. Waterwegen, wegen, spoorwegen en woongebieden zullen de neiging hebben om op grotere schaal kaarten te domineren, omdat deze zijn ontworpen om een ​​meer gedetailleerd beeld van het gebied te geven; verwacht niet zoveel details te vinden op kleinere kaarten.
Zowel natuurlijke als door de mens gemaakte kenmerken worden weergegeven door een aantal symbolen en worden meestal beschreven door een legenda op de kaart. Kaarten van verschillende landen hebben zeer verschillende symbolen. De meeste symbolen hebben een picturale link naar het kenmerk dat ze vertegenwoordigen, maar controleer altijd de legenda, als deze bestaat, aangezien sommige symbolen nogal onduidelijk kunnen zijn. Als iets op een kaart is gemarkeerd, bestaat het waarschijnlijk op de grond, maar veel dingen die op de grond bestaan, zijn niet noodzakelijkerwijs op de kaart gemarkeerd.

Ik kom hier nog uitvoerig over terug in het volgende deel 3 – Kaartlezen.

Het vierkantennet

Als je een topografische kaart goed bekijkt, dan zul je merken, dat er ook fijne, zwarte lijnen op staan, ofwel verticaal, ofwel horizontaal, ofwel beide samen. In dat laatste geval verdelen ze de kaart in min of meer grote vierkanten. Op de meeste topografische kaarten duiden de verticale lijnen (ook nog meridianen genoemd) de richting noord-zuid aan. Hiermee kan je, bij gebruik van een kompas, de kaart oriënteren (hier zal ik het later uitgebreid gaan hebben).

Op veel grootschalige kaarten vindt je een reeks genummerde of geletterde rasterlijnen die van noord naar zuid en van oost naar west lopen. Netsystemen zijn nationaal verboden en hebben meestal geen relatie met het systeem van een aangrenzend land.
De meeste coördinaat systemen zijn gebaseerd op vierkanten van 1 kilometer en stellen je in staat een bepaald vierkant te benoemen door middel van een nummersysteem. Hierdoor kun je jouw positie of de positie van bijvoorbeeld een bepaald object nauwkeurig aan iemand anders doorgeven, met behulp van een coördinaat van de nummers die op de kaart zijn afgedrukt. Om de nauwkeurigheid van een positie van 1 kilometer naar 100 meter of 10 meter te vergroten, worden er meer getallen aan de coördinaat toegevoegd.

Als je denkt dat je tijdens jouw reis coördinaten moet gebruiken (en als je kaarten gebruikt, is er altijd een kans dat je dit nodig zult hebben, zelfs als je dat niet van plan bent), dan moet je je vertrouwd maken met de systeem van het gebruik van coördinaten voordat je vertrekt. Bij het ontbreken van een systeem van coördinaten worden breedte- en lengtegraad gebruikt, waarbij wederom de positie wordt gegeven als een coördinaat van de referenties.

Meer over coördinaten en het gebruik ervan zal ik uitleggen in deel 4 – Coördinaten.

Hoogtelijnen

Hoogtelijnen zijn lijnen, die het reliëf van een gebied weergeven. Op sommige kaarten tonen verschillende kleuren verschillende landhoogten, en op andere zijn de steile hellingen van heuvels gearceerd om de kaart tot leven te brengen. Op grootschalige kaarten zijn hoogtelijnen lijnen van gelijke hoogte en geven ze een beeld van het terrein. Eén zelfde hoogtelijn verbindt alle punten van gelijke hoogte. Tussen de verschillende hoogtelijnen ligt een interval dat op de topografische kaart is aangegeven, bijvoorbeeld hoogtelijneninterval: 5 m. Dit betekend dus dat een punt op een bepaalde hoogtelijn 5 meter hoger of 5 meter lager ligt dan een punt op de volgende hoogtelijn. Kenmerkend zijn contourlijnen op grootschalige kaarten met intervallen van 10-20 meter. Deze interval varieert dus zorg ervoor dat je dit controleert voordat je belangrijke berekeningen maakt. Het vermogen om contourlijnen op een kaart te bekijken en te visualiseren hoe de grond eruit zal zien, is de sleutel tot nauwkeurige kaart-naar-grond interpretaties. Het spreekt dus vanzelf, dat hoe dichter de hoogtelijnen bij elkaar zijn, hoe steiler de helling is, en minder steil naar mate de hoogtelijnen verder uit elkaar liggen.

Met een beetje oefening kan je op een topografische kaart onmiddellijk zien hoe het gesteld is met het reliëf van de voorgestelde streek, bijvoorbeeld vlak land, steile rivierdalen, heuvelrijen, etc. Je kunt dan ook snel berekenen hoe steil heuvel is door de afstand te meten en vervolgens de hoogtelijnen over die afstand te tellen. Je kunt dan de verhouding van de twee in je hoofd berekenen of een ruwe schaaltekening maken.

Over hoogtelijnen zal ik in deel 5 – Hoogtelijnen meer uitweiden.

Navigatie & Signalering omvat de volgende delen:

  • Navigatie & Signalering – Inleiding
  • Navigatie & Signalering – deel 1 – Oriëntering
  • Navigatie & Signalering – deel 2 – De kaart
  • Navigatie & Signalering – deel 3 – Kaartlezen
  • Navigatie & Signalering – deel 4 – Coördinaten
  • Navigatie & Signalering – deel 5 – Hoogtelijnen
  • Navigatie & Signalering – deel 6 – Afstanden berekenen
  • Navigatie & Signalering – deel 7 – Hulpmiddelen Kaartlezen
  • Navigatie & Signalering – deel 8 – Het kompas
  • Navigatie & Signalering – deel 9 – Koers en positie bepalen
  • Navigatie & Signalering – deel 10 – Fouten en afwijkingen
  • Navigatie & Signalering – deel 11 – Gebruik van kaart en kompas
  • Navigatie & Signalering – deel 12 – Natuurlijke hulpmiddelen
  • Navigatie & Signalering – deel 13 – Geïmproviseerde hulpmiddelen
  • Navigatie & Signalering – deel 14 – Nood signalen
Afsluiter Outdoors